La Ciénaga (2001) is de eerste langspeelfilm van Lucrecia Martel. We volgen Mecha en haar man Gregorio die samen met hun kinderen een hete zomer doorbrengen op een landgoed in het noordwesten van Argentinië. La Ciénaga toont het functioneren – of disfunctioneren – van een verstikkend milieu. De film is bevolkt door tragische figuren die onvermijdelijk op drama afstevenen. Het is een rizomatisch narratief dat overspoeld is met potentiële verhalen. Het weigert de focus te leggen op één bepaald verhaal, personage of gebeurtenis.
Halve ledematen
Door bepaalde dingen weg te laten, of niet volledig te tonen, creëert Martel een wereld vol spanning en narratieve ambiguïteit. Er is een desoriëntatie tussen wat getoond wordt en de ruimte buiten het beeld. In de openingsscène zien we een arm die al rinkelend een glas voor zich uit strekt. De kijker veronderstelt zelf de rest van het lichaam dat buiten het beeld valt (of gaat er op zijn minst van uit dat er een lichaam buiten het beeld is).
Dit beeld is kenmerkend voor de atmosfeer van de film: grimmige, tragische zombie-achtige figuren trachten hun lichamen voort te slepen, maar lijken niet vooruit te komen. Verder in de openingsscène worden Mecha en haar vrienden vanuit vreemde hoeken gefilmd en gekaderd. Deze framing vermijdt elke humaniserende focus op hun gezicht en benadrukt de extremere defamiliarisering van het lichaam. Meermaals worden lichamen niet volledig in beeld gebracht. Deze halve ledematen leggen de nadruk op wat buiten ons gezichtsveld valt.
Van begin af aan zorgt het frame dus voor een bevreemdend gevoel. De kijker wordt in een onzekere positie geplaatst doordat het steeds op zoek is naar een houvast in het narratief. De toeschouwer lijkt in medias res in het verhaal te worden gegooid. Niets in deze openingsscène geeft de te verwachten informatie. Ook de ruimtes worden niet op een gebruikelijke manier geconstrueerd. Er zijn geen opnamen gemaakt van La Mandrágora of van Tali’s huis en er zijn geen overgangsshots om de ruimtelijke relatie vast te stellen tussen het huis, de bergen waar de kinderen spelen en jagen, en de stad La Ciénaga. Evenmin is de geografie van het huis zelf vastgesteld: het interieur is labyrintisch. We leren bepaalde ruimtes kennen, maar weten niet hoe ze in elkaar passen. De kijker blijft gedesoriënteerd achter.
De blinde toeschouwer
De toeschouwer is beperkt in zijn visuele middelen om het verhaal en zijn ruimtes te begrijpen. Hierdoor komt de aandacht op zien en niet zien, op kijken en blindheid. Onze blik wordt beperkt door framing en montage, terwijl de personages, zoals wij, gedeeltelijk of onvoldoende zien. Dat we niet de informatie krijgen die we zouden verwachten is dan ook de enige houvast doorheen La Ciénaga. We wachten als toeschouwer constant op informatie die buiten beeld blijft, of die op onconventionele manier wordt gebracht. Zo blijven bijvoorbeeld de omstandigheden waaronder Joaquin zijn oog verloren is, onbekend. Personages spreken over het accident alsof de kijker evenveel informatie heeft als hen. De kijker komt in een wereld terecht waarin hij minder informatie heeft dan de personages, omgekeerd van wat er doorgaans in een film gebeurt.
Bovendien worden acties onderbroken alvorens we hun uitkomst zien. Spanning wordt opgebouwd, maar niet ingevuld. Wanneer Momi in het zwembad springt, staan de andere kinderen aan de rand te kijken. We zien Momi niet bovenkomen, maar zien enkel het troebel water van het vervuild zwembad. Het lege frame vestigt onze aandacht op wat er buiten het scherm gebeurt. We worden ons bewust van de ruimte buiten het scherm: met het scherm leeg is er niets (of niets meer) om onze blik vast te houden. Tijd verstrijkt en het shot blijft hangen op het modderige water waaruit slechts enkele adembubbels bovenkomen. Als actieve kijker moeten we zelf ontdekken dat ze in de volgende scene, na een sprong in de tijd, mee aan het zwembad zit. De camera houdt haar een paar minuten bewust buiten beeld zodat het even duurt voor we Momi opmerken.
Als actieve kijker, moeten we zelf ontdekken dat ze in de volgende scene, na een sprong in de tijd, mee aan het zwembad zit.
Wachten op het onvermijdelijke
Martel is een meester in het creëren van spanning. Doorheen de film hangt een onheilspellende schaduw en we lijken constant te wachten op het onvermijdelijke. De film start reeds met een ongeluk: Mecha valt en snijdt zichzelf terwijl haar vrienden roerloos blijven zitten. Kinderen vallen voortdurend en worden snel terug opgelapt. Een dreiging die doorheen de hele film loopt, is Luciano’s fascinatie voor de stadslegende van de Afrikaanse rat-hond. Deze zou zich over het muurtje heen bij de buren bevinden. Een spanning van iets buiten beeld domineert het narratief.
Het ongeval van Luciano wordt reeds aangekondigd wanneer zijn zus en haar vriendin Luciano speels doodschieten. Dit beeld, met Luciano op de grond, achtervolgt de hele film tot het uiteindelijk werkelijkheid wordt en we bijna exact hetzelfde shot te zien krijgen. Deze keer weliswaar zonder de speelse uitwerking die het eerst had. We verwachten meteen hierna de aftitels, maar deze komen niet. De ontdekking van Luciano’s lichaam en de verspreiding van het nieuws krijgen we niet te zien, noch te horen, maar in de slotscènes is zijn overlijden wel voelbaar. De structuren van het melodrama worden hier bewust ondermijnd: naarmate emotie en conflict gebagatelliseerd worden, vinden grote momenten buiten beeld plaats. Er wordt geen extradiëgetische muziek gebruikt om emotie over te brengen of om de sfeer te scheppen.
Rinkelende glazen
Als er al enige houvast is, wordt deze verder afgebrokkeld door het geluid in de film. Martel vult de ruimte buiten het scherm met talloze klanken: donder in de verte, gedempte geweerschoten, vogelkreten, krekels en andere insecten, maar de bronnen blijven steeds buiten beeld. Geluid wekt een gevoel van onbekend en mogelijk gevaar op bij de toeschouwer. Rinkelende glazen, donder in de verte en een opkomende storm maken meteen duidelijk dat er iets broeit. Ze vervreemden de kijker en benadrukken het monsterlijke aspect, waardoor de genaturaliseerde elementen vreemd of zelfs angstig worden.
Wanneer de kinderen zich in de bergtoppen bevinden, wordt het geluid gebruikt om angst in te boezemen en de kijker te verwarren. Nog voor we het geweerschot horen, anticiperen we reeds op een catastrofe omdat Luchi zich in de vuurlinie bevindt. We zien hem niet weglopen, maar horen een schot nadat de camera wegdraait naar een shot van de bergen. De spanning die wordt opgebouwd is geladen. Deze bedrukte sfeer krijgt vorm door omgevingsgeluiden die op ons drukken als kijker. Ondanks dat deze scene goed afloopt en de jongens veilig en wel uit het bos komen, moeten we dit zelf opnieuw ontdekken door de kinderen enkele scenes later opnieuw te zien verschijnen.
De structuur van haar films, waarbij geluid vaak een grotere betekenisgevende rol speelt dan het beeld, duidt het publiek op om waakzaam te zijn
De dialoog draait meer om geluid, structuur en ritme dan om communicatie. Het gaat om het effect van de geluidsgolven op de kijker, niet zozeer over wat er gezegd wordt. De structuur van haar films, waarbij geluid vaak een grotere betekenisgevende rol speelt dan beeld, spoort het publiek aan om waakzaam te zijn over hoe de soundscape emoties en verhalende details reflecteert, uitdrukt en signaleert. De sonische elementen in de film krijgen een betekenis die los staat van de objecten die hun vermeende bronnen zijn, en in hun puurste vorm functioneren ze als auditieve objecten. Het is onze taak om aandachtig naar de film te luisteren. De volwassen personages lopen als zombies doorheen de film, ongeïnteresseerd voor wat er rondom hen gebeurt. Maar ook de kijker is in de loop van de jaren geconditioneerd waardoor we ons al snel laten vangen door de truken van de foor.
La Ciénaga ondermijnt de ideologische mechanismen van film. Martel wil de identificatie van de toeschouwer verstoren en speelt daarom bewust met wat ze buiten beeld laat. In plaats van klassieke bewerkingsmechanismen en een immanentie van betekenis, geeft ze de voorkeur aan ambiguïteit, een disjunctuur tussen geluid en beeld en een temporele en ruimtelijke dislocatie. Afgezien van de weergave van gesloten ordes, claustrofobie, herhaling en onderdrukking, zijn dit films vol opwindende mogelijkheid en potentie. Ze vertonen een openheid van frame en betekenis, een openheid die wordt weerspiegeld door de representatie van begeerte en fascinaties die aan geslotenheid ontsnappen. De enige voorwaarde voor La Ciénaga is een actieve toeschouwer.